Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

gerard

ploegende boer

en de boer hij ploegde voort...

Gerard D'heer

Vandaag zweren kinderen bij playstation, nintendo of PSP om te ‘spelen’. Ikzelf was nooit zo ‘rijk’. In mijn veulenkensjaren had ik enkel een viewmaster, prehistorische legoblokjes, een meccano en natuurlijk mijn boerderij. Mijn grootouders verdienden hun brood op het land en mijn liefde voor het boerenleven moet dus ergens in mijn genen huizen. Ik was een herenboer-avant-la-lettre. Ik had twee boerderijen en een veestapel om de meeste boeren jaloers te maken. Ik moest aan mijn zalige jeugdjaren denken toen ik luisterde naar het verhaal van Gerard D’heer. Gerard is een boer in hart en ziel, een man die in heel zijn leven een serieuze evolutie in de boerenstiel heeft meegemaakt en er nog boeiend over kan vertellen ook.

’t Was winter toen ik afzakte naar de Langestraat. Gerard zat achter de stoof verdiept in het boek van Walter De Meulder, ‘Land en leven in Vlaanderen’. Prachtige beelden die ieder op zich een eigen verhaal vertellen. Gerards verhaal past perfect in het plaatje. In de winter lees ik graag, zegt Gerard, maar in de zomer heb ik daar geen tijd voor.

Het verhaal van Gerard begint op 26 juli 1930. Die dag was het laatste koren gepikt en ’s nachts hebben de buren, zo maar om te helpen, het koren recht gezet. Zijn vader was Jules D’heer en zijn moeder Rachel Heirman. Het gezin werd gezegend met negen kinderen waarvan er twee vrij jong overleden zijn. Kindersterfte kwam in die jaren nog vrij frequent voor. Gerard is dus de vijfde van een gezin van zeven: Baziel (januari 1925), Julia (december 1925), Godfried (1928), Angèle (1929), Gerard (1930), Bertha (1931) en Cécile (1936). De drie broers gingen boeren, Julia trouwde met Willy De Brabander en namen een kruidenierswinkel over in Antwerpen, Angèle werd ontwikkelingshelper in Kongo en zowel Berthe als Cécile gingen in het klooster in Ronse.

 

gezin

Cecile, Gerard, Julia, Baziel, Angèle, Godfried en Bertha
met vooraan vader Jules D'heer en moeder Rachel Heirman

Godfried en Gerard  

School
Zijn schoolcarrière startte Gerard in Avermaat bij juffrouw Cordule en juffrouw Bertha. Vanaf het derde leerjaar trok hij naar de gemeenteschool. Een paar meesters herinnert hij zich nog: Armand Van Hille, Pieter De Bruyne, Willy Carrein, Remi Van Kerckhove… Dat was een schone tijd, vertelt Gerard, hij weet nog goed hoe hij iedere morgen de stoven in de klassen mocht aansteken. Dat was een hele eer, voegt Gerard er aan toe, dat mocht je enkel en alleen doen als je bij de meesters op een goed boekske stond. Ook moest hij tweemaal in de week karnemelk gaan ‘leveren’ bij de familie Goossens op de Markt. In het gezin D’heer mocht iedereen verder studeren na de lagere school. Op mijn twaalfde trok ik naar het Heilig Maagdcollege in Dendermonde, gaat Gerard verder, en ik heb dat vier jaar gedaan. Ik haalde behoorlijke resultaten maar ik was nen boer, daar was niets aan te doen en op mijn zestiende mocht ik thuis blijven, ik kon mijn geluk niet op.

Jeugd
Veldeken was in zijn jeugdjaren blijkbaar een vrij vruchtbare coté. Ja, vervolgt Gerard, in onze buurt waren er zeker tien gezinnen met om en bij de 10 kinderen. Je had enkel cafés en boerderijen. Bedrijven van om en bij de vijf hectaren. Dat was een heel andere tijd, mijmert Gerard, het systeem was totaal anders. Kinderen gingen op hun veertiende werken of dienen bij de rijke mensen en zo konden ze sparen. Maar de mensen kwamen goed overeen, ze waren aan elkaar gebonden en als er iets was, hielp iedereen elkaar. Ruzie of afgunst, dat kenden we niet. Nu is het anders, hoe meer welstand er is, hoe onafhankelijker mensen worden.
De oorlog maakte deel uit van Gerards jeugd. Er wordt verteld dat veel boeren rijk geworden zijn in de oorlog, zegt Gerard, dat kan misschien waar zijn maar wij alleszins niet. We hebben geen boterham te kort gehad maar mijn vader durfde niets in het zwart verkopen en van smokkelen had hij een hemelse schrik. Aan het einde van de oorlog hadden we vier koeien, twee zeugen en wat kippen, meer niet. Maar dat lukte. We hadden geen onkosten en alles gebeurde met de hand.

 

Gerard met een kalfje

Het was wel opvallend hoeveel mensen er in de oorlog plots ‘familie’ waren, mensen die je na de oorlog niet meer zag. Maar soit, zegt Gerard. Eén spannend moment in de oorlogsjaren was ongetwijfeld toen zijn vader vals beschuldigd werd geen vlees te hebben geleverd. Ik weet het nog goed, vertelt Gerard, het was op een zaterdag toen mijn vader brood aan het bakken was. Wij hadden een grote oven en iedere week werd er gebakken voor heel de buurt.

 

Mijn vader stond aan de oven toen er plots twee gestapo’s en twee mannen van de Zwarte Brigade op den hof stonden. Een volle vaars werd aangeslagen en onmiddellijk meegenomen. Bleek dat het op het gemeentehuis niet was genoteerd dat we wel degelijk vlees hadden aangekocht. We hebben die vaars gelukkig de dinsdag nadien toch teruggekregen dankzij de tussenkomst van de oorlogsburgemeester Robert De Leenheer.

Gerard met een prijskoe   Boeren

Gerard was zestien toen hij thuis bleef om te boeren. Met mijn vader en mijn twee broers kon er heel wat werk worden verzet. Ja, gaat Gerard verder, we deden ook in ’t vlas. En hij vertelt hoe het vlas gezaaid werd in het voorjaar en einde mei werd uitgetrokken, dan werd het in de Sluiskes aan de Schelde gelegd om te roten. Als dat klaar was werd het open gelegd en later ingeschuurd om dan in de winter te zwingelen en verpakken in balen van 100 kilo. Echt goede grond was het hier niet voor het vlas, zegt Gerard, in Schoonaarde, Oudegem en Sint-Gillis was het veel beter. In heel het gewest Dendermonde had je veel kleine boerkes die hier in Zele hun vlas kwamen leveren.
De landbouw was in de jaren veertig heel anders dan nu. We hebben jaren geboerd met een cyclus van vijf jaar: bieten, aardappelen, rogge, tarwe & rapen, haver & klaveren, … Vruchtwisseling heet dat en dat was nodig om de grond te verrijken en ziektes te vermijden. Tegenwoordig is het allemaal maïs wat de klok slaat, vruchtwisseling bestaat niet maar, zegt Gerard, maar moest er ooit een ziekte in de maïs komen, dat zou een echte ramp zijn.

Boeren in die ‘goede’ oude tijd is niet meer te vergelijken met een landbouwbedrijf in de 21ste eeuw. Vroeger was er altijd werk. De mensen leefden profijtig en eigenlijk hadden ze weinig kosten want machines waren er (bijna) niet. Boerenbedrijven groeiden en werden terug gesplitst als de kinderen trouwden en jonge koppels probeerden zich op te werken door hard te labeuren en spaarzaam te leven. Tegenwoordig zijn de bedrijven zo groot, stelt Gerard vast, is er zo veel kapitaal mee gemoeid dat het onmogelijk is dat één kind het bedrijf overneemt. Die bedrijven komen dan in handen van het kapitaal en de boer wordt knecht op zijn eigen bedrijf. Ik zie dat echt niet rooskleurig in, zucht Gerard, maar hopelijk brengt de tijd een oplossing hiervoor.
Toen ik jong was, vervolgt Gerard, hadden sommige boeren het ook niet breed. In het voorjaar als de meststoffen gekocht moesten worden bijvoorbeeld of als ze een koe moesten kopen.

 

Een jonge koe werd altijd bij een beestenkoper (ne marsjang) gekocht en het gebeurde geregeld dat den boer geen geld genoeg had en die koe aan ’t lang zeel kocht (op afbetaling). Gerard kan vertellen over die tijd van toen. Als ’t hooitijd was trokken ze al om drie ‘s morgens naar ’t broek om te maaien zodat het werk klaar was voor de volle zon er was. En ook het liedje van ‘De boerkens smelten van vreugd, als d’oogst is binnen gereden’ was niet gelogen. Ieder jaar als ’t koren af was, werden er steevast wafels gebakken. Met oktoberkermis sloegen de burgers van ’t dorp hun wintervoorraad patatten op en met dat geld kochten de boeren een kar steenkool die aan het station gelost werd. In november werd er ieder jaar een varken geslacht op den hof. Met een bussel stro werd het haar eraf gebrand en alle vlees werd gepekeld want diepvriezers bestonden toen nog niet. Dan was het echt kermis, vertelt Gerard.

Boerenjeugdbond

 

 

Sportfeest Boerenjeugdbond

 

Heel zijn jeugd was Gerard lid van de BJB (Boerenjeugdbond). Het was enerzijds ontspanning maar een stuk vorming ontbrak er ook niet. In de Kapellestraat werd er een landbouwcursus gegeven door Oscar De Decker en Remi Geerinckx. Dat was twee jaar lang, herinnert Gerard zich, en soms was dat drie avonden per week les waarin alle facetten van de boerenstiel belicht werden. Nadien heb ik in Berlare nog een tuinbouwcursus gevolgd. Uitgaan deden we omzeggens bijna nooit. Als we ergens naar toe gingen, was dat altijd met de Boerenjeugd. We hadden de ruitertornooien en ook de sportfeesten kenden veel bijval. Bij ons was mijn broer Godfried de ruiterman en ikzelf vendelde, zegt Gerard. De BJB kende ook twee afdelingen want jongens en meisjes werden strikt gescheiden, zo was dat in die tijd.

Gerard als vaandrig van de BJB in Lourdes
in 1958. Roger Kint en Lea De Maesschalck
dragen de andere vaandels.

  Vaandrig in Lourdes

Iedere winter voerden we een toneel op en soms brachten we dat stuk ook op verplaatsing. Op een zekere zondag moesten onze meisjes toneelspelen in Sint-Gillis en de jongens in Kalken. Kamiel Colman zorgde voor het vervoer (lees een camion met wat banken erop) en de jongens werden eerst opgehaald. Toen hij daarna naar Sint-Gillis reed, waren enkele jongens erin geslaagd om zich in de camion te verstoppen. Aan de brug van Dendermonde moest Kamiel plots remmen en de banken sloegen om. De verstekelingen werden ontdekt en kregen naderhand een gloeiende uitbrander van onderpastoor Scheire, lacht Gerard.

Het bestuur van de BJB werd vrij strak in de hand gehouden door een aantal mensen en ook over de kas werd angstvallig gewaakt en vaak gezwegen. Een etentje na een geslaagd toneel bijvoorbeeld was totaal uit den boze.

 

Maar doorheen de jaren is daar toch stilletjes aan verandering in gekomen, vertelt Gerard, mensen pikten dat niet meer en alles gebeurde meer democratischer. In 1956 zijn er dan de eerste ontspanningsavonden gekomen. Dan mocht er gedanst worden maar de ouders kwamen mee, controle moest er zijn. Ook werden er cultuuravonden georganiseerd bv. om te leren spreken in het openbaar. In 1959 heb ik Wilfried Thienpondt opgevolgd als voorzitter van de BJB en dat heb ik dan gedaan tot ik getrouwd ben in 1962. Ik mag zeggen dat we een zeer schone jeugd gehad hebben, zegt Gerard, dat was een andere opvoeding dan nu maar we waren zeer gelukkig. Drinkgeld hebben we thuis nooit gekregen, daar zorgden we zelf voor. We hadden duiven en konijnen en meermaals per week passeerden de poeliers die de jonge duiven en onze konijnen opkochten en het geld dat we daar van maakten was om uit te gaan. En zo leerden we sparen.

Huwelijksfoto

 

Huwelijk

Gerard is in 1962 getrouwd met Angèle D’hooghe. Angèle kwam uit een gezin van 8 kinderen en woonde op Meerskant. Ik was al 29 jaar toen ik begon te verkeren met mijn vrouw, vertelt Gerard. We hadden elk daarvoor nog kennis gehad en eigenlijk kende ik Angèle al jaren. Het mooie is dat mijn twee broers en ik getrouwd zijn met drie zussen. Maar, voegt Gerard er aan toe, het was niet gearrangeerd, we zijn uit liefde getrouwd! Maar het was wel makkelijk om bepaalde gronden met elkaar te ruilen. In 1961 hadden we het ouderlijk huis verbouwd zodat mijn ouders aan de straatkant konden wonen en wij kregen het achterste deel van het huis. Het trouwfeest was bij ons thuis, herinnert Gerard zich. Gewoon feest met het gezin, de nonkels en de tantes en voor de muziek hadden we een platendraaier.
Angèle en Gerard hebben vier kinderen: Greet (1963), Cécile (1964), Jan (1965) en Linde (1971). Inmiddels hebben ze ook negen kleinkinderen.

Drie broers D'heer met drie zussen D'hooghe
V.l.n.r. Godfried, Hilda, Gerard, Angèle, Baziel en Maria

Boerderij

Toen ik trouwde, hebben mijn broer Godfried en ik de boerderij verdeeld. We hadden elk 4,5 hectare. Het was een tijd dat er veel kleine bedrijven stopten en dus was het makkelijker om grond te pachten. Veel geluk had het jonge paar niet want enkele maanden nadat ze getrouwd waren kregen hun zes koeien TBC en moesten ze afgemaakt worden. We hebben toen zes volle vaarzen gekocht, vertelt Gerard, en zijn terug herbegonnen. In 1969 hebben we een varkensstal voor 30 zeugen gezet en ondertussen hadden we 25-30 koeien.

Eigenlijk is het allemaal redelijk snel gegaan en in 1983 hebben we een koeienstal bijgezet met een capaciteit van 36 koeien. En dan is het quotum (is het recht om een bepaalde hoeveelheid koemelk te produceren) gekomen in 1985. Omdat we pas hadden uitgebreid en dit ook met facturen konden staven, mochten we onze melkproductie uitbreiden met 20 000 liter per jaar. Wij hadden in die tijd een middelgroot bedrijf, gaat Gerard verder, nu heb je bedrijven van 100 koeien en meer. Gerard heeft geboerd tot in 1995.

 

Provinciaal Kampioen

Provinciaal kampioen in 1972 op het Landbouwsalon in Brussel

In al die jaren dat hij geboerd heeft, is de landbouw sterk geëvolueerd. Ik ben begonnen met een paard, zegt Gerard. Werken met een levend wezen, dat gaf echt veel voldoening, dat was zalig. Maar we moesten mee met onze tijd en in 1966 hebben we onze eerste tractor gekocht. 65 000 frank (1625 euro) kostte die. Als je vandaag een tractor koopt, kost die twee miljoen (50 000 euro). We kochten toen onze eerste melkmachine want als je uitbreidt kon je niet meer met de hand blijven melken, dat was echt te veel werk.
Gerard heeft weinig hofland en dus moesten ze heel de zomer lang op de weide melken. We vertrokken iedere dag om halfzes en om zeven uur waren we terug thuis. Dat waren serieus lange dagen, voegt hij er aan toe, maar ’s avonds stopten we om zeven uur en daar hield ik me echt aan. Door de jaren werden er ook meer en meer machines aangekocht.

 

Ik had het geluk dat ik het goed kon vinden met mijn broer Godfried en we alle machines samen aankochten, je had meer rendement en de uitgaven waren maar de helft.

Je kunt niet geloven hoe snel alles gaat, vervolgt Gerard. Voor de eerste wereldoorlog werd er nog veel met de hand omgespit, later is dan de ploeg gekomen eerst met één schaar, dan twee, dan vier… Bij de machines is er een evolutie die niet bij te houden is. Als je bijvoorbeeld in panne valt met een machine die vijf-zes jaar oud is, raak je nog verdomd moeilijk aan wisselstukken. Ook op boerderijen gaat alles tegenwoordig met de computer en een boer zonder gsm kan het gewoonweg vergeten. Dat alles vraagt kapitaal en je moet als boer van alle markten thuis zijn, wil je het nog rooien.

 

Boerengilde
Gerard is heel zijn leven een geëngageerd man geweest. In zijn jeugd in de BJB en later in de Boerengilde. In 1969 heeft hij Felix De Kimpe opgevolgd als voorzitter van onze Zeelse boerenbond.
Ik heb altijd veel voldoening gehad in de besturen, bekent Gerard, bij de jeugd was een kliek, ik denk niet dat dat nog bestaat maar ook bij de Boerengilde boterde het goed. Er is nooit een woord gevallen. We bespraken wat er op de agenda stond en na overweging pikten we de beste oplossing eruit. We hebben altijd geprobeerd om goed te besturen, niet om de grote Jan uit te hangen maar onze leden te steunen waar het nodig was. Ook op financieel vlak was er een grote openheid en dat geeft vertrouwen onder de leden. Trouwens, voegt hij er aan toe, in een vereniging is het als in een gezin: als je goed overeenkomt, moet je niets voor elkaar verbergen.
De jaren dat Gerard voorzitter was, waren niet de makkelijkste voor de boeren.

De viering van 50 jaar BJB-KLJ in1975. V.l.n.r. Norbert Pletinck, Jozef Mertens, Guido Pletinck, Christiane Symoens, André Herwege, Antoine Van Eetvelde, E.H. Rik Plaetinck, Gerard D'heer, Cesar Pletinck, Maurice Lerno, René Smet, Wilfried Thienpondt, Rachel De Decker, Felix De Kimpe en Kamiel Colman.

Boerenbetoging

Een memorabel jaar was ongetwijfeld 1971, het jaar van de boerenbetoging in Brussel. Na de golden sixties was er duidelijk een overproductie en woorden als boterberg en melkplas zijn woorden uit die tijd. Het Plan-Mansholt, genoemd naar de toenmalige EEG-commissaris voor Landbouw, voorzag in een drastische beperking van die overschotten. Het plan wilde de sector inkrimpen: binnen de EEG moesten vijf miljoen landbouwhectaren een andere bestemming krijgen, en tegen 1980 moesten circa vijf miljoen landbouwers geheroriënteerd worden richting de industrie, de dienstensector of het (vervroegde) pensioen. Een compleet revolutionair plan, dat zeer veel kwaad bloed zette in een sector die al eeuwenlang op het kleine familiale bedrijf was geschoeid.
Ik herinner me die dag als de dag van gisteren, zegt Gerard. We vertrokken die dag vrij vroeg want we moesten om 9 uur in Brussel zijn. Ongeveer 100 000 boeren kwamen die dag op de betoging. Het duurde tot 11 uur voor de betoging van start ging en intussen deden de cafés gouden zaken. Je kunt je voorstellen dat er al heel wat boven hun theewater waren voor de betoging begon.

  Boerenbetoging in 1971

Wat er die dag in Brussel gebeurde, was precies het einde van de wereld, zucht Gerard, ge kunt u dat niet voorstellen: auto's in brand gestoken, straatstenen en riooldeksels uitgebroken, telefooncellen en krantenstalletjes vernield, autobanden stukgekerfd, bomen uit de grond getrokken… Op het einde van de dag chargeerde de politie met traangas en waterkanonnen en er vielen harde klappen!
Ook onze Godfried heeft toen een klop gekregen maar het ergste is dat er een dode gevallen is, die geraakt werd door een traangasgranaat. 'Spoor van vernieling', 'belegerde stad', 'verwoestende orkaan', kopten de kranten de volgende dag.

 

Ik was echt beschaamd, bekent Gerard zoveel jaren later, over wat er toen in Brussel gebeurd is.
(Ondanks het harde en breed gedragen protest ging de herstructurering door. Voor de Belgische landbouw was 1971 een point of no return. In 1970 waren er nog ongeveer 184.000 bedrijven actief, tien jaar later waren dat er nog amper 114.000 (bron: Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis ICAG).
En wat ook meespeelde, was de invoering van de btw in 1971: voor veel kleine boeren was die bijkomende administratie een te groot obstakel om nog verder te doen.

Affiche ruilverkaveling  

Ruilverkaveling

Een ander hot item uit de periode dat Gerard voorzitter was is ongetwijfeld de ruilverkaveling (ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Hiermee wordt gestreefd naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk bij het landbouwbedrijf liggen. Ruilverkaveling bevordert zo de rendabele en duurzame landbouwuitbating.). In 1973 werd dit voorgesteld door de Boerengilde en het gemeentebestuur was ook voor dit plan gewonnen. Burgemeester Avil Geerinck wou het alleszins proberen. Vrij snel kwam er protest tegen dit voorstel en werd er een anti-ruilverkavelingscomité opgericht onder leiding van advocaat Emile Limpens. Een comité dat vrij snel veel aanhang kreeg want, zegt Gerard, in die jaren waren er nog heel wat kleine boeren die meer dan de helft in eigendom hadden.

Om een en ander te verduidelijken, organiseerden we vanuit de Boerengilde een informatieavond in de Kapellemis. Omdat men nattigheid voelde, waren er die avond gendarmes uit Gent opgetrommeld om de gemoederen te bedaren. Wij hadden een uitnodiging opgemaakt, vervolgt Gerard, die diende als toelatingsbewijs voor de vergadering. Het anti-ruilverkavelingscomité was zo leep geweest om deze uitnodiging na te maken en zo kwam het dat de Agrazaal stampvol zat met zowel voor- als tegenstanders. Het werd een meer dan bewogen avond. Geen enkele van de drie sprekers kon zijn mond open doen en grieven werden gespuid dat het een lieve lust was, oude vetes werden terug opgerakeld… Die ‘vergadering’ heeft tot twee uur ’s nachts geduurd. Ik denk dat er die nacht geen enkele boer goed geslapen heeft.
Om dan toch een oplossing te vinden werd er vanuit de gemeente een referendum georganiseerd en iedereen die meedeed aan de landbouwtelling of land in eigendom had, mocht zijn stem uitbrengen. In totaal ging het om 900 mensen. De uitslag was teleurstellend voor de voorstanders van de ruilverkaveling: slechts 100 mensen stemden voor, de rest was tegen.

Ook dreigden sommige boeren er mee hun geld weg te halen bij de Raiffaisenkas en in eigen midden kregen we meer en meer kritiek. Onze plannen voor een ruilverkaveling werden toen maar afgevoerd. En toch, gaat Gerard verder, nu zeggen diegenen die nog overschieten: had je toch nog wat doorgeduwd in die tijd. Soit, zegt Gerard, gedane zaken nemen geen keer.
Door die ruilverkaveling was er een tweespalt ontstaan bij de boeren. In 1975 vierden we 75 jaar Boerenbond en één van onze activiteiten was een optreden van Marva in ’t Zelehof.

 

De tegenstanders van de ruilverkaveling hebben heel dat optreden geblokkeerd en de slotsom was dat we 40 000 frank (1000 euro) uitgaven hadden en slechts 36 000 frank (900 euro) inkomsten hadden.

Gelukkig was er dat jaar een groot ruitertornooi. Een wedstrijd waarvoor 690 paarden waren ingeschreven. Het is een van de schoonste feesten geweest die ik heb meegemaakt, zegt Gerard, en wonder boven wonder, dat feest heeft veel goed gemaakt en vele ruzies zijn toen bijgelegd.

De melkerij
In Zele was er een melkerij ‘De Rode Molen’ in de Van Hesedreef. Deze was gestart als een privé-initiatief in 1900 maar is later omgevormd tot een coöperatieve. Er waren ongeveer 150 aandeelhouders die ieder jaar op 1 mei samenkwamen. ’s Morgens was er een aandeelhoudersvergadering waarin de toestand van het bedrijf besproken werd alsook de kastoestand. Nadien was het ‘smeren in eigen vet’, vertelt Gerard, en dat eindigde met een grote tombola. Dat was echt een hoogdag voor de boeren, lacht Gerard. Uit de aandeelhouders werd een bestuur gekozen dat iedere maand vergaderde. In 1970 werd ik als bestuurslid verkozen.
Op een bepaalde bestuursvergadering vroeg de bediende of het bestuur akkoord was dat hij om familiale redenen met brugpensioen kon gaan én dat zijn zoon hem zou opvolgen. Ik verzette me ertegen, ik vond dat het niet kon dat het personeel de wetten stelde en ik vond tevens dat iedereen de kans moest krijgen om te kandideren. Die zoon werd aangesteld en het bleek dat hij vakschool gevolgd had en zeker geen opleiding voor bureelwerk.

 

De volgende vergadering moest door een sterfgeval een halftijdse betrekking van een werknemer ingevuld worden en meende een zeker bestuurslid dat er nog een werknemer moest bijkomen. Ik stelde die extra benoeming in vraag want het ging tenslotte toch over 600 000 frank (15 000 euro). Bleek dat het bestuurslid zijn broer kandidaat was voor die job. Ik vond dat er belangenvermenging in het spel was, gaat Gerard verder, en eiste dat dat bewuste bestuurslid de vergadering zou verlaten. Niemand deed zijn mond open en toen ben ik opgestaan en heb gezegd: ge zult mij hier niet meer zien en de gevolgen zijn voor u.

Voor mij moest iedereen de kans krijgen om te kandideren als er een vacature was en dat we door een selectie de beste kandidaat de baan moesten geven. Heel de familie D’heer leverde sindsdien zijn melk aan een privaat bedrijf. Dat was toch 1 miljoen liter melk van de 15 miljoen die de melkerij per jaar ophaalde. Later hebben ze nog geprobeerd om te lijmen maar het was boter aan de galg, ik kan niet tegen onrechtvaardigheid, zo zit ik nu eenmaal ineen, zegt Gerard resoluut.

Onteigeningen

Ook over onteigeningen kan Gerard meeklappen. De Burgemeester Van Ackerwijk was ooit de eerste onteigening in Zele. Later volgden het industriepark in 62-63 en daarna de tuinwijk. Van die eerste drie onteigeningen had hij niet zoveel last maar bij de volgende viel hij in de prijzen. In de Schrijverswijk heeft hij echt veel grond moeten afstaan maar de onteigening voor de Zuidelijke omleiding (de huidige Keltenlaan) in 1968 sneed het meest in zijn vel. Al onze weiden lagen daar, zegt Gerard. We hebben die gronden nog een aantal jaren kunnen gebruiken maar eens ze die collectoren gestoken hadden, was het verdomd moeilijk om het land te bewerken. Je moest verdomd goed uitkijken als je bijvoorbeeld aan het ploegen was of je zou heel de boel kapot gereden hebben.

Die zuidelijke omleiding is ook de oorzaak dat onze Jan geen boer geworden is, zegt Gerard. Hij heeft net als ik de microbe te pakken. Naast zijn werk als ingenieur houdt hij nog een twintigtal vetbeesten. Een hobbyboer noemen ze dat. Ja, zegt Gerard, de ene gaat op café, de andere springt op een koersfiets, onze Jan boert als hobby en daar ben ik erg blij om. Ploegen doet Jan zelf, zaaien en maïs hakselen is loonwerk.
Iedere morgen en avond springt Gerard op zijn fiets om de beesten te gaan voederen. Mochten ze me dat afpakken, dan is het met mij gedaan, zegt Gerard. Dat spreekwoord van de oude voerman en het klappen van de zweep…

  Gewestplan
Gerard bij zijn beesten  

Gerard is 82. Bijna 70 jaar lang heeft hij geboerd, geboerd met hart en ziel. ’t Waren vaak erg lange dagen maar als ge iets wil bereiken moet ge niet aan de stoof zitten, zegt Gerard. Oké, ge moet wat geluk hebben, ge moet wat inzicht hebben, weten waar je mee bezig bent en natuurlijk ook gezond zijn. ’t Is allemaal niet zo eenvoudig.

Maar, zegt Gerard, ik ben blij om wat we gehad hebben. We hebben het geluk dat we allebei nog gezond zijn en samen oud mogen worden…

Bij een tas koffie neem ik afscheid van Gerard. Afscheid van een man, een tevreden man.

Mark De Block
16.02.2013

 

Uit het fotoalbum van Gerard & Angèle

 

Tante nonneke(s)

Familie Dheer in 1965

In vele katholieke gezinnen waren er zonen of dochters met roeping. Het gezin van Jules en Rachel D'heer-Heirman had twee dochters
die kozen voor het kloosterleven: Cecile en Bertha. Je ziet ze hier op een familiebijeenkomst ergens midden van de jaren zestig. V. l. n .r. zie je
Godfried D'heer, Gerard D'heer, Hilda D'hooghe, Angèle D'hooghe, Cecile D'heer (Zuster Cecile), Angèle D'heer, Bertha D'heer (Zuster Adelheid),
Julia D'heer, Willy De Brabander, Maria D'hooghe, Baziel D'heer en vooraan moeder Rachel Heirman en vader Jules D'heer.

Gerard gefotografeerd aan het schietkraam  

In de roos

Een schietkraam op de kermis dat veel furore maakte in de jaren vijftig-zestig.

Je mikte naar een schietschijf en als je raak schoot, werd je vereeuwigd

eerst in sepia, later in zwartwit.

Fier trok je dan met je trofee naar huis.

Op de foto zie je Gerard D'heer met zijn kozijn Wilfried D'heer.

Stevige Kost
  Menukaart   Menukaart  

In het fotoalbum vond ik ook de menukaart van het huwelijksfeest van Gerard en Angèle. Zoals je zelf kan vaststellen was dat meer dan stevige kost,
ons huwelijksmenu was iets bescheidener. Die 'Brusselse kraaiertjes' blijken kuikens van zes weken oud te zijn
en of die van Brussel kwamen en al dan niet Frans spraken, dat wist Gerard me niet te vertellen.

 

Nageslacht

Gerard met zijn negen kleinkinderen
Gerard en Angèle met hun negen kleinkinderen.

 

© Mark De Block

afdrukken

En de boer hij ploegde voort... - Gerard D'heer

Thuiskomen